
‘Nee, want…’. Over het belang van voldoende gemotiveerd betwisten
‘Wie eist, bewijst’ is een bekend gezegde, maar eigenlijk klopt dit niet, althans niet helemaal.
Als eisende partij hoef je namelijk alleen maar díe stellingen te bewijzen waarvan de wederpartij voldoende gemotiveerd betwist waarom deze stellingen niet kloppen. De wederpartij moet daarbij een voldoende duidelijk ‘nee, want…’-verweer voeren.
Als in een juridische procedure de wederpartij van de eisende partij een bepaalde stelling van die eisende partij niet of niet voldoende gemotiveerd betwist, dan staat die stelling in beginsel vast. Aan bewijslevering wordt dan helemaal niet meer toegekomen. Dat geldt ook als de stelling van de eisende partij onjuist was. Dan had de wederpartij de stelling maar gemotiveerd moeten betwisten, dat is het idee daarachter.
Hoe gedetailleerd een betwisting moet zijn om als voldoende gemotiveerd te worden aangemerkt hangt, zoals in de rechtspraak wel vaker, af van de omstandigheden van het geval. Gedaagde partijen, let echter op; het alleen maar ontkennen van en/of het plaatsen van vraagtekens bij gedetailleerde feiten van de eisende partij en/of enkel het schetsen van alternatieve scenario’s zònder concreet aan te geven wat er volgens de gedaagde daadwerkelijk is gebeurd, is riskant. Dit laat de hierna te bespreken uitspraak van het Hof Amsterdam zien.
Hof Amsterdam 29-11-2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:3318
Wat speelde er in deze zaak?
Feiten: In de zomer van 2013 hadden de oorspronkelijk gedaagde partij, in hoger beroep appellante, en de oorspronkelijk eisende partij, in hoger beroep verweerder, contact met elkaar gehad via WhatsApp. In de beginfase had appellante contact met verweerder via een derde, later met verweerder zelf. Partijen en de derde hebben met elkaar gesproken over de mogelijkheid om geld te lenen en de daarvoor geldende voorwaarden, zoals betaaltermijnen en percentages. Uit WhatsApp-gesprekken en bankafschriften volgt dat verweerder geld heeft overgemaakt aan appellante
(€ 2.500,00) en dat appellante € 550,00 heeft overgemaakt met de vermelding ‘aflos’ aan verweerder. In eerste aanleg is de eis van verweerder toegewezen. Appellante is hiertegen in hoger beroep gegaan.
Hof: Allereerst overweegt het hof dat appellante dan wel stelt dat het door verweerder overgelegde txt-bestand met de WhatsApp-gesprekken 'eenvoudig bewerkt kan worden', maar appellante stelt niet dat het txt-bestand ook daadwerkelijk bewerkt is en zo ja, op welke onderdelen en in welke zin. Dat uit de WhatsApp-gesprekken geen telefoonnummer kan worden afgeleid dat gekoppeld is aan appellante of verweerder, maakt niet dat aan de authenticiteit van de gesprekken moet worden getwijfeld. Hetzelfde geldt voor het feit dat een zekere derde heeft deelgenomen aan het gesprek.
Ook de stelling van appellante dat het 'niet ondenkbaar is’ dat de WhatsApp-gesprekken gingen over bedragen die anderen verschuldigd waren aan verweerder is een onvoldoende gemotiveerde betwisting, zodat het hof daaraan voorbijgaat.
Onvoldoende gemotiveerd betwist dus!
Conclusie
De gedaagde partij doet er verstandig aan om in zijn verweer niet alleen de feiten van de eisende partij te betwisten, maar zelf ook zoveel en gedetailleerd mogelijk andere feiten te stellen. Wat is er (wèl) gebeurd, anders dan de eisende partij stelt? Waaruit blijkt dat eiser geen gelijk heeft? Immers alleen bij een voldoende gemotiveerde betwisting (of te wel een voldoende gedetailleerd ‘nee, want..’-verweer) ligt de bal, of te wel de bewijslast, bij de eisende partij.